Zoeken in collecties

Uw zoekacties: zzOUD Databestand kloosters in Nederland
beacon
54  zoekresultaten
gesorteerd op:
 
 
 
 
Kloosterorganisatie
Kloosterorganisatie: Zusters van JMJ
Orde of congregatie:
Zusters van JMJ
Alternatieve namen:
Zusters van de Sociëteit van Jezus, Maria, Jozef; Zusters van J.M.J.; Zusters van de H. Maagd Maria; Zusters van Engelen
Afkorting:
JMJ
Stichter, stichteres:
Mathias Wolff sj
Stichtingsjaar:
1822
Land van oorsprong:
Nederland
Plaats van oorsprong:
Amersfoort
Patroonheiligen:
Jezus, Maria, Jozef
Doelstelling:
Onderwijs; gezondheidszorg; bejaardenzorg; sociaal werk; pastoraal werk; missiewerk
Geschiedenis:
De congregatie werd gesticht als afsplitsing van de Zusters van O.L. Vrouw van Amersfoort (SND)
Juridische structuur:
Van pauselijk recht
Rechtspersonen:
Rechtspersoon: R.K. Religieuze congregatie: Sociëteit van Jezus, Maria, Josef
Missielanden:
Indonesië (1898); India (1904); Tanzania (1958-1976); Australië (1960-1984); Ghana (1991); Italië
Gebruikte bronnen:
KS, 95; NMM
Opmerkingen:
Kleine communiteiten zijn niet in de lijst van vestigingen opgenomen
ENK Monasticon nummer:
Z110
Gevestigd in:
meer
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Kloosterorganisatie
Kloosterorganisatie: Vrouwen van Bethanië
Orde of congregatie:
Vrouwen van Bethanië
Alternatieve namen:
Vrouwen van Bethanië
Latijnse naam:
Congregatio Feminarum Bethaniae
Afkorting:
Vr.v.B.
Stichter, stichteres:
J. van Ginneken (SJ)
Stichtingsjaar:
1919
Land van oorsprong:
Nederland
Plaats van oorsprong:
Bloemendaal
Patroonheiligen:
St. Reinilda; St. Lidwina
Doelstelling:
Herkerstening van Nederland 'en andere beschaafde landen' door actieve vrouwelijke religieuzen die dicht bij de maatschappij staan. De herkerstening heeft vorm gekregen in clubhuizen voor kinderen, catechumenaatshuizen, oecumene, pastoraat, geloofsbegeleiding en gastvrijheid voor zoekende mensen
Geschiedenis:
De Vrouwen van Bethanië zijn gesticht in 1919 als lekengroepering. J. van Ginneken sj heeft de eerste regel voor de congregatie geschreven, bestemd voor leken-leden die als kern een groep contemplatieven naast zich hadden. In 1932 zijn de Vrouwen van Bethanië een religieze congregatie geworden, met een nieuwe regel geschreven door pater Al. Slijpen sj. Het werd één instituut met twee groepen: contemplatieven en actieven. In de tweede helft van de jaren vijftig werd duidelijk dat de twee-groepen-structuur herzien moest worden. In de Algemene Vergadering van 1959 werd het besluit genomen dat het ideaal van de congregatie voortaan vanuit één groep zou worden uitgedragen. Na het Tweede Vaticaans Concilie werden de regels telkens aangevuld in de Algemene Vergadering, in 1979 gaf bisschop Zwartkruis van Haarlem toestemming deze regels te volgen. Het Vermogensrechtelijk Regelement, dat de betrekkingen van de congregatie naar buiten bepaalt en het statuut van de Algemene Vergadering, dat de interne verantwoordelijkheden regelt, zijn samen met de verwoording van spiritualiteit de drie basisdocumenten van de gemeenschap. De leden van Bethanië zijn de laatste jaren alleen gaan wonen. De oudere leden gaan vaak naar een verzorgingshuis in de plaats waar ze gewoond hebben of naar een kloosterverzorgingshuis van een andere congregatie
Juridische structuur:
Van bisschoppelijk recht
Rechtspersonen:
Vrouwen van Bethanië (voorheen Reinildastichting)
Missielanden:
Verenigde Staten, Oostenrijk, Spanje, Italië
Gebruikte bronnen:
KS, 80; PA 2004; Kloosterarchivaris juli 2008
ENK Monasticon nummer:
Z122
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Kloosterorganisatie
Kloosterorganisatie: Tertiarissen
Orde of congregatie:
Tertiarissen
Alternatieve namen:
Derde Orde van Sint Franciscus; Tertianen en Tertiarissen
Stichtingsjaar:
13e eeuw
Land van oorsprong:
Italië
Vestiging Nederland:
Midden 14e eeuw
Vertrek uit Nederland:
Eind 18e eeuw
Doelstelling:
Het geven van invulling aan een religieus en spiritueel leven zonder het beroeps- en familiair bestaan te verlaten
Geschiedenis:
Naast een eerste orde van minderbroeders en een tweede orde van clarissen ontstond er in de 13e eeuw een nieuwe, derde orde van tertianen en tertiarissen. Deze derde orde van Sint Franciscus, die in 1289 door paus Nicolaas IV met de bul Supra montem werd goedgekeurd, bood mannelijke en vrouwelijke penitenten de mogelijkheid zoveel mogelijk volgens de regels van Franciscus en Clara een devoot leven te leiden, maar niet in strikte of canonieke zin zoals dat het geval was in het kloosterleven van de eerste en tweede orde. Zij waren leken, die invulling gaven aan hun religieus en spiritueel leven zonder hun beroeps- en familiair bestaan te verlaten. Het waren met name vrouwen die voor deze leefwijze kozen. De derde-orde-beweging was dan ook vooral een vrouwenbeweging. Een groot deel van de Utrechtse conventen van tertianen en tertiarissen sloten zich aaneen in het Kapittel van Utrecht. In navolging daarvan vormden de tertianen en tertiarissen van het aartsbisdom Keulen het KeuIs Kapittel en die van het bisdom Luik en omgeving het Kapittel van Zepperen. Evenals de huizen van de broeders en zusters des gemenen levens en de augustijner mannen- en vrouwenkloosters, aangesloten bij het Kapittel van Windesheim en dat van Sion, waren de conventen van tertianen en tertiarissen integraal onderdeel van de Moderne Devotie. Vanaf het prille begin zijn de bij het Kapittel van Utrecht aangesloten conventen van tertianen en tertiarissen de weg opgegaan naar een kloosterleven zoals de eerste en tweede orde die kenden. Een belofte van kuisheid werd al vanaf het begin gevraagd van hen, die zich bij en gemeenschap van tertianen en tertiarissen wilden aansluiten. Later, in 1487, werden de kloosterbeloften kuisheid, armoede en gehoorzaamheid officieel verplicht gesteld. Allengs ging het merendeel van de tertiarissenconventen over tot clausuur en leidden de zusters binnen de muren van hun convent een contemplatief leven van gebed, meditatie, geestelijke oefeningen, collaties en handenarbeid
Gebruikte bronnen:
Monasicon Trajectense, https://www2.fgw.vu.nl/oz/monasticon/inleiding.php (10-03-2023); K. Goudriaan, 'De derde orde van Sint Franciscus in het bisdom Utrecht. Een voorstudie’ in “Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis , 1, 1998” (Hilversum 1998). p.205/207/208; T. Decosemaker, Masterscriptie “Och Lassy! Och Arme!”: Biechtvaderschap in semireligieuze gemeenschappen”, Universiteit Gent, 2019/2020. p. 27/28; B.R. de Melker, “Metamorfose van stad en devotie. Ontstaan en conjunctuur van kerkelijke, religieuze en charitatieve instellingen in Amsterdam in het licht van de stedelijke ontwikkeling, 1385 – 1435” (Universiteit van Amsterdam 2002), zie ook: https://pure.uva.nl/ws/files/3413925/21633_UBA002000746_07.pdf (10-03-2023), p.40, voetnoot 18; W. van Egmont, ‘Het leven van Sint Maarten’ in “Madoc”, jaargang 1998
ENK Monasticon nummer:
Z207
Gevestigd in:
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Kloosterorganisatie
Kloosterorganisatie: Salesianen van Don Bosco
Orde of congregatie:
Salesianen van Don Bosco
Alternatieve namen:
Congregatie van de Salesianen van Don Bosco; Salesianen van Don Bosco; Paters Salesianen van Don Bosco; Salesianen
Latijnse naam:
Societas Sancti Francisci Salesii; Societas Salesiana
Afkorting:
SDB
Stichter, stichteres:
Johannes Melchior Bosco
Stichtingsjaar:
1859
Land van oorsprong:
Italië
Plaats van oorsprong:
Turijn
Vestiging Nederland:
1929
Doelstelling:
Missiewerk; pastoraal werk; jeugdzorg, onderwijs
Geschiedenis:
De in 1815 nabij Turijn geboren Giovanni Melchior Bosco stichtte de congregatie van de Salesianen van Don Bosco. Na in 1841 tot priester te zijn gewijd, ging hij in Turijn werken als kapelaan waar hij met de erbarmelijke omstandigheden van jongeren in de voorsteden van deze stad geconfronteerd werd. Hij zette zich in om aan deze jongeren volle kansen te bieden, waardoor zij hun toekomst zelf in handen zouden kunnen nemen. In Valdocco, een buitenwijk van Turijn, ging hij over tot het oprichten voor deze jongeren van een oratorium: een centrum voor vorming en ontspanning, een kweekplaats van geloof, hoop en liefde. Don Bosco richtte naast andere oratoria, ook hospitia op voor verlaten kinderen en opende hij ambachtsscholen. Zijn huizen werden gekenmerkt door een samenzijn en samenleven, waarin ieder zonder onderscheid of voorbehoud opgenomen en gewaardeerd werd. De jongeren mochten zichzelf zijn en werden gestimuleerd om hun eigen mogelijkheden te ontwikkelen. De naam salesianen, die gebruikt wordt voor zowel priesters als coadjuteurs (lekenhelpers in het pastorale en opvoedkundige werk) is afgeleid van de H. Franciscus van Sales. Diens positieve mensbeeld, met de nadruk op goedheid, vriendelijkheid en geduld, heeft Don Bosco in woord en daad uitgedragen. In 1857 stelde Don Bosco een aantal richtlijnen en regels op voor de sterk groeiende gemeenschap. Pauselijke erkenning volgde in 1869 en in 1874 werden de constituties goedgekeurd. In 1946 werd de Nederlandse provincie opgericht, die echter in 2005 met de provincie België-Noord fuseerde en vanaf dan een delegatie van die provincie werd. Tot de doelstellingen van de congregatie behoorden pastoraal werk en missiewerk. In de praktijk kregen deze doelstellingen vorm door middel van opvoeding van volkskinderen, (technische) scholen en internaten en jeugd- en jongerenwerk. Verder werkten zowel priesters als coadjuteurs in open patronaten, weeshuizen, seminaries, parochies en hielden zij zich bezig met wetenschappelijk werk
Missielanden:
Haïti (1936); Congo (1967); Hongkong; India; Israël; Egypte; Syrië; Libanon; Brazilië; Filipijnen; Korea; Rwanda
Gebruikte bronnen:
J. Willemsen, “Nederlandse missionarissen en hun missiegebieden” (KDC, Nijmegen 2006), zie ook: https://docplayer.nl/4804632-Nederlandse-missionarissen-hun-missiegebieden.html; J.P.A. van Vugt: Kloosters op schrift (vijfde bewerkte uitgave, Nijmegen 2015), p. 166; W. Nolet: Katholiek Nederland, Deel II ('s-Gravenhage 1932), p. 272-275
ENK Monasticon nummer:
P042
Toon op kaart Toon op kaart