Voorwerpencollectie
178 zoekresultaten
gesorteerd op:
weergave:
VW Voorwerpencollectie Nederlands kloosterleven

VW-Z057-011 Schilderij van een kinderschooltje
Toelichting:
Binnen de congregatie gold het schilderij als een voorbeeld van een Brabants schooltje, mogelijk van de begijnen van Breda, in wier traditie de Franciscanessen van Etten verder wilden werken. Het zou zijn geschilderd door de heer Franken, de oom van zuster Sophie Franken (1879-1982) en geschonken aan het klooster Withof te Etten-Leur. Daar heeft het gehangen in een van de recreatiezalen van het internaat en vanaf 1981 in de ontvangstzaal van het klooster. In 2012 werd bekend dat het een kopie betreft. Het origineel is geschilderd door Claus Meyer (1856-1919) en hangt in de Karlsruher Kunsthalle onder de titel 'Kleinkinderschule in Überlingen'
Datering:
ca. 1900
Deelcollectie:
Franciscanessen van Etten
Vervaardiger:
Claus Meyer (origineel). Het betreft een kopie, waarvan de maker onbekend is. Het schilderij is linksonder gesigneerd. Naam en jaartal zijn moeilijk te lezen: J.I. Slas? Stas? 188. of 187
Materiaal/techniek:
Olieverf op linnen
Lengte in cm:
142
Breedte in cm:
113
Documentatie:
Zie documentatiemappen: Z057, nr. 33; Hans Ries, 'Augenzeuge einer Struwwelpeter-Rezeption', in: "Struwwelpost", 11 (2005), pp. 23-25, en: Theo Gielen, 'Der Struwwelpeter in der Kleinkinderbewahranstalt. Eine Replik an Hans Ries', in: "Struwwelpost, 17 (2011), pp. 12-16
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
laatste wijziging 09-06-2022
1 gedigitaliseerd
VW-P017 Voorwerpen Kruisheren

VW-P017-Ag0101 Schilderij van de vrijkoop van de Christenslaven
Toelichting:
Op een hemeltroon zit God de Vader met een hemelglobe die zijn almacht verbeeldt. Naast hem zit de verrezen Christus met het kruis. Tussen hen in zweeft de Geestesduif. Onder deze Drie-eenheid delen drie engeltjes scapulieren uit; het blauwwitte kruis hierop verwijst naar de orde der Trinitariërs, die als voornaamste opdracht had de gevangen christenslaven vrij te kopen uit de handen van zeepiraten en Moren. Op het onderste register bevindt zich een aantal van deze christenslaven. Een van de twee Trinitariërs op de voorgrond overhandigt geld aan een Moor. Linksonder voeren de Trinitariërs de bevrijde gevangenen weg. Rechtsonder bidt een reeds bevrijde gevangene met scapulier en een nog aan handen en voeten geboeide gevangene, een ander reikt naar de scapulieren die vanuit de hemel worden uitgereikt. Over de broederschappen tot bevrijding van de christenslaven, zie Opmerkingen
Datering:
1700-1800
Deelcollectie:
Kruisheren
Plaats vervaardiging:
Brabant
Materiaal/techniek:
Olieverf op linnen
Lengte in cm:
106
Breedte in cm:
73,5
Hoogte in cm:
Lijst 119,5 x 85,5 cm
Opmerkingen:
Tot de vele broederschappen die in de kruisherenkloosters werden opgericht behoorden die, welke tot doel hadden de door de Turken en Moren gevangengenomen christenen vrij te kopen. De veroveringsdrang door de Turken in Oost-Europa beangstigde de mensen zeer. In 1528 en 1683 belegerden de Ottomanen Wenen, in het derde kwart van de 17e eeuw voerden de Turken oorlog tegen Venetië en Oostenrijk en delen van Oost-Europa kwamen onder Islamitisch bewind. In 1683 maakte de Poolse koning Jan II een eind aan de opmars, maar de schrik bleef nog lang hangen. Deze sfeer in de tweede helft van de zeventiende eeuw was een goede voedingsbodem voor de genoemde broederschappen. Al sinds 1200 bestonden deze broederschappen binnen de Orde der Trinitariërs, reguliere kanunniken die zich vooral op deze bevrijdingen richtten. Nu gebeurde dit ook in andere orden. Aan de Algerijnse en Turkse zeepiraten die de door hen gevangen genomen christenen voor zich lieten werken als slaven, moesten hoge losgelden worden betaald. In 1645 richtten de kruisheren in Venlo een broederschap op van de Vergaderinge ofte Broederschap der alder H. Dryvuldigheyt ende des H. Kruys, waarin de devotie tot het kruis werd verenigd met het doel de christenslaven te bevrijden. De kruisherenkloosters in Maaseik, Hasselt, Roermond, Venlo, St. Agatha en Ehrenstein volgden de voorbeelden van Venlo en Maaseik en werden de broederschappen opgericht. In klooster St. Agatha richtte prior W. Penecamp (1687-1719) in het jaar 1689 de "Aartsbroederschap op van het scapulier van de Allerheiligste Drievuldigheid en van de Heilige maagd Moeder van Remedie tot verlossing van de gevangen Christenslaven". De Aartsbroederschap werd opnieuw opgericht in 1718. . Van prior Penecamp wordt in het klooster een geschilderd portret bewaard uit 1689 (zie VW-P017-Ag0158)
Documentatie:
Literatuur: M. Beilmann-Schöner, Mieke M. van Zanten e.a., "In Cruce Salus. 800 Jahre Klosterleben. Das Kulturerbe der Kreuzherren in Westeuropa", tentoonstellingscatalogus (D/NL), Bentlage 2010, p. 324; "Inventarisatie-rapport Klooster St. Agatha", Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN), 2 delen: tekst en foto's, 1996, inv. nr. 101; C.R. Hermans, “Annales canonicorum regularium S. Augustini, Ordinis S. Crucis”, Deel I-III (Silvae-ducis 1858), I (2), p. 121-122, III p. 428; L.C.B.M. van Liebergen red, “'waer een paradis". Kloosterleven in Brabant na de Reformatie”, tentoonstellingscatalogus Uden 1987, Museum voor Religieuze Kunst (Uden 1987), p. 127, nr. 5, afb. 130 (gedateerd: 1689)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
laatste wijziging 31-03-2023
1 gedigitaliseerd
VW-P017 Voorwerpen Kruisheren

VW-P017-Ag0082 Schilderij van de verschijning van Jezus aan Maria Magdalena (Noli me tangere)
Toelichting:
Centraal de verrezen Christus in rood gewaad, de linkerhand rustend op een schop, de rechterhand in een afwerend gebaar naar de vóór hem geknielde Maria Magdalena. Deze strekt de handen naar hem uit. De zalfpot staat naast haar op de grond. Linksachter drie naar links lopende vrouwenfiguren, gevolgd door een mannelijke figuur. Op de voorgrond links witte en rode tulpachtige bloemen en een grote distel met kleinere bloemen. Rechts een grote pot, waarin grote bloemen van allerlei soort en een kleinere pot, eveneens met bloemen gevuld. Het geheel is geplaatst tegen een bebost heuvelachtig landschap. Pal achter de figuren zowel van Christus als van Maria Magdalena een rijtje bomen, die een pad suggereren. Zwart gelakte lijst met goudkleurige binnenrand
Datering:
1750-1800
Deelcollectie:
Kruisheren
Vervaardiger:
Ongesigneerd. Kopie naar Jan Breughel de Jongere en een meester uit de omgeving van Rubens
Materiaal/techniek:
Olieverf op paneel
Lengte in cm:
69,6
Breedte in cm:
40,8
Opmerkingen:
Het hier beschreven paneel is geschilderd naar voorbeelden van werken van de hand van Jan Breughel de Jongere in samenwerking met figuurschilders uit de omgeving van P.P. Rubens. Breughel schilderde de landschappen, de flora en de fauna, de anderen de menselijke figuren. Van dit thema bestaan meerdere, onderling verschillende composities. Het paneel te St. Agatha vertoont sterke overeenkomsten in opzet en uitwerking met een paneel (154 x 93 cm), dat zich in Musée des Arts décoratifs te Parijs bevindt (inv.nr. Ag/0837) en met een paneel (60 x 100 cm) uit de Kunsthalle te Bremen (inv.nr. 736-57/3). Wat betreft de plaatsing van de figuren ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de bomengroep heeft het Parijse paneel gediend tot voorbeeld. Wat betreft de houding en de gebaren het werk te Bremen. Het paneel te St. Agatha is eenvoudiger van uitwerking n de figuren zijn van mindere kwaliteit.
Jan Breughel II (de Jongere), geboren te Antwerpen in 1601 en daar overleden in 1678, zoon van de 'Fluwelen Breughel', werkte aanvankelijk geruime tijd in Italië, onder andere te Genua. Daar kwam hij in contact met Anthonie van Dijck. Van zijn zeven zoons werden er vijf ook schilder. Zijn werk is geheel in de trant van dat van zijn vader. Evenals deze heeft hij met verschillende Antwerpse figuurschilders samengewerkt.
Het paneel werd eind augustus 1956 door magister-generaal W. van Hees overgebracht naar het destijds te Amersfoort gevestigde generalaat; op 5 november 1984 kwam het terug in St. Agatha.
Hermans vermeldt het paneel niet in zijn werk uit 1858
Jan Breughel II (de Jongere), geboren te Antwerpen in 1601 en daar overleden in 1678, zoon van de 'Fluwelen Breughel', werkte aanvankelijk geruime tijd in Italië, onder andere te Genua. Daar kwam hij in contact met Anthonie van Dijck. Van zijn zeven zoons werden er vijf ook schilder. Zijn werk is geheel in de trant van dat van zijn vader. Evenals deze heeft hij met verschillende Antwerpse figuurschilders samengewerkt.
Het paneel werd eind augustus 1956 door magister-generaal W. van Hees overgebracht naar het destijds te Amersfoort gevestigde generalaat; op 5 november 1984 kwam het terug in St. Agatha.
Hermans vermeldt het paneel niet in zijn werk uit 1858
Documentatie:
Literatuur: "Inventarisatie-rapport Klooster St. Agatha", Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN), 2 delen: tekst en foto's, 1996, inv. nr. 82 ; Klaus Ertz, "Flämische Maler im Umkreis der Grossen Meister", Band I, 'Jan Breughel der Jüngere (1601-1678), Die Gemälde mit kritischem Oeuvrekatalog', (Freren 1984), p. 321, cat. nr. 153, p. 323, cat. nr. 155, afb. 32
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
laatste wijziging 07-07-2022
1 gedigitaliseerd
VW-P017 Voorwerpen Kruisheren

VW-P017-Ag0100 Schilderij van de marteling van Sint Agatha
Toelichting:
Centraal de heilige, staande gebonden aan een boomstam, de rechterborst ontbloot, de blik opwaarts gericht. Linksachter haar een beul met grote nijptang, die de ontblote borst omklemt; naast hem een jongeling met een ovale schaal. Rechts een man, gekleed in een met bont afgezette en met hermelijn gevoerde mantel, die zijn linkerhand naar de martelares uitstrekt. Naast hem een knaap met een wierookvat, het hoofd omgewend, de blik gericht op de beschouwer. Achter de man een figuur met een toorts en achter de beul een gehelmde soldaat te paard. Linksboven een lansen, een vaandel en veldtekens. Rechtsboven twee aanvliegende engelen, waarvan er een een lauwerkrans boven het hoofd van Agatha houdt. Rechts op de achtergrond op een sokkel een gebeeldhouwde zetel waarop een man is gezeten (keizer Decius?, stadsprefect Quintianus?). Aan zijn linkerzijde een adelaar. Linksonder op de voorgrond een vuurpot
Datering:
1700-1800
Deelcollectie:
Kruisheren
Plaats vervaardiging:
Zuidelijke Nederlanden
Materiaal/techniek:
Olieverf op doek
Lengte in cm:
177,5
Breedte in cm:
154,5
Documentatie:
Literatuur: "Inventarisatie-rapport Klooster St. Agatha", Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN), 2 delen: tekst en foto's, 1996, inv. nr. 100; C.R. Hermans, “Annales canonicorum regularium S. Augustini, Ordinis S. Crucis”, Deel I-III (Silvae-ducis 1858) 8 I (2), p. 204, nr. 27 (uit de School van Jordaens); L.C.B.M. van Liebergen red, “'waer een paradis". Kloosterleven in Brabant na de Reformatie”, tentoonstellingscatalogus Uden 1987, Museum voor Religieuze Kunst (Uden 1987), p. 127, nr. 4, afb. 129 (gedateerd: ca. 1680)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
laatste wijziging 14-04-2023
1 gedigitaliseerd