Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Archiefinventaris Dominicanen

AR-P039 Archiefinventaris Redemptoristen

U kunt zoeken door:

 

  • De onderstaande Inventaris aan te klikken en via de + tekens verder open te klikken.
  • Een woord in te typen in het zoekveld. U vindt dan alleen resultaten als het woord letterlijk in de inventaris voorkomt.

De voorwaarden voor inzage van archiefstukken staan vermeld in de Inleiding.

 

 
 

Het Erfgoedcentrum beheert particuliere archieven. Voor het inzien van stukken heeft u vaak schriftelijk toestemming nodig van de archiefeigenaar. In de inleiding van elke archiefinventaris staat vermeld welke afspraken er voor dit archief gemaakt zijn. U kunt toestemming aanvragen door een mail te zenden naar: studiezaal@erfgoedkloosterleven.nl. De aanvraagprocedure vergt doorgaans één tot twee weken tijd.

 

In de inleiding vindt u ook informatie over de orde of congregatie die het archief heeft gevormd en de samenstelling van het archief. Wat is erin te vinden? Wat ontbreekt (nog)? Waar vindt u gegevens over personen?

 

De meeste archieven in het Erfgoedcentrum zijn nog niet afgesloten: er komen op gezette tijden aanvullingen binnen, die aan de inventarissen worden toegevoegd.

 

beacon
 
 
Inleiding
I Geschiedenis van de archiefvormer
AR-P039 Archiefinventaris Redemptoristen
Inleiding
I
Geschiedenis van de archiefvormer
De Congregatie van de Allerheiligste Verlosser werd gesticht in 1732 in Italië te Scala, als mannelijke tak van de Orde van de Allerheiligste Verlosser. De vrouwelijke gemeenschap werd in 1731 gesticht door Maria Celeste Crostarosa, in samenwerking met de geestelijke leidsman Falcoia. Alfonsus de Liguori wordt beschouwd als de stichter van de mannelijke tak, hoewel hij niet alleen opereerde. In 1749 werd pauselijke goedkeuring verkregen voor de regel. Het doel van de congregatie was het houden van volksmissies in geïsoleerd landelijke gebieden. Deze bijzondere verkondiging diende ter bevordering van de zielzorg en van het geloof van de bevolking. De prediking moest mensen aanzetten tot verdieping van hun geloof door o.a. gebedsoefeningen en het sacrament van verzoening (de biecht).
Alfonsus de Liguori had een milde kijk op de mogelijkheden voor bekering. Hij schreef meerdere edities van het moraaltheologische tractaat "Theologia Moralis". De biechtvader is in zijn ogen een begeleider die de mens helpt om te beantwoorden aan de uitnodigende liefde van God. In geval van onzekerheid over de wijze van handelen, moet aan de biechteling het voordeel van de twijfel worden gegund en moet diens geweten worden gerespecteerd. Na Alfonsus kwam er binnen de congregatie echter ook een meer rigoristische invalshoek naar voren, in de aanpak van o.a. Clemens Hofbauer en Joseph Passerat. Deze richting werd ook ondersteund door Von Held, de eerste provinciale overste van een 'Belgische provincie'. Deze provincie werd opgericht in 1841 en omvatte naast België ook Nederland en Engeland. Vanaf 1855 kwam er een Nederlands-Engelse provincie, met Ben Swinkels als eerste provinciaal. In 1866 werd het apostolisch vicariaat Suriname aan deze provincie toevertrouwd.
De eerste vestiging op huidig Nederlands grondgebied vond plaats in 1835 in Wittem. Na 1840 (het jaar waarin Willem II op de troon kwam en kloosters toestond) vonden vandaaruit o.a. volksmissies plaats richting het noorden. In 1850 werd een huis geopend in Amsterdam, in 1854 in Den Bosch, in 1863 te Roermond en 1868 te Roosendaal. De redemptoristen richtten verschillende afdelingen op van de Aartsbroederschap van de H. Familie. In 1879 begon Jan Kronenburg (1853-1940) met de uitgave van het tijdschrift "De Volksmissionaris". In de volksmissies van de redemptoristen, die een dag of 10 duurden, stonden de volgende onderwerpen centraal: de eeuwige waarheden, zonde en bekering, de biecht en de barmhartige liefde van God. De missies duurden meerdere dagen en verliepen volgens een vast stramien. Een zeer bekende prediker in Nederland was Bernard Hafkenscheid (1807-1865), bijgenaamd 'de grote klok'.
In het begin van de twintigste eeuw drong bij de volksmissionarissen door dat de industrialiserende samenleving nieuwe eisen stelde. Het verschil tussen stad en platteland werd groter. De bestaande missies werden geïntensiveerd. De preekschema's waren gericht op zonde en bekering. Tegelijk werden er ook nieuwe vormen aangewend, zoals de parochieretraite. Die was bedoeld om mensen te bereiken die ver van de zielzorg verwijderd waren, met name de arbeidersklasse. De parochieretraites werden in een wijk gehouden, ongeveer 4 dagen, na intensieve werving. Vanaf 1910 namen ook andere vormen van retraites sterk toe. De redemptoristen openden tussen 1910 en 1931 zes retraitehuizen, die gemiddeld 50 tot 60 retraites per jaar verzorgden. Ze duurden meestal drie dagen en waren gericht op een fundamentele levensherziening. De retraite deed, i.t.t. de volksmissie, een beroep op de zelfwerkzaamheid van het individu, dat de aangeboden thema's in stilte moest overwegen om tot een persoonlijke keuze te komen. Retraites waren besloten. Vanaf 1901 gaven de redemptoristen in samenwerking met het aartsbisdom 'Nederlandsche Katholieke Stemmen' uit, een blad gericht op de toerusting van pastores. Vanaf 1920 verscheen vanuit Wittem het 'Sint Gerardusklokje'. In de eerste helft van de twintigste eeuw participeerden de redemptoristen in een gedisciplineerde uitbouw van de katholieke zuil. Ze waren ook actief in de wetenschappelijke beoefening van de filosofie en theologie, met name de moraaltheologie.
Vanaf de Tweede Wereldoorlog veranderde geleidelijk aan de visie op de mens en zijn verhouding tot God. De ervaring van de gelovige kwam meer centraal te staan, evenals een positieve kijk op de wereld en de barmhartigheid van God. Kerkelijke bevoogding werd door de gelovigen niet langer geapprecieerd. De werkzaamheden van de redemptoristen kregen een andere invalshoek. De missies werden een oproep tot verdieping en tot verantwoordelijkheid, voor het eigen heil en voor dat van anderen. Het karakter van retraites veranderde van individuele zelfbepaling in onderlinge communicatie als vorm van bezinning. De individuele mobilisatie van leken maakte plaats voor kerkopbouw en gezamenlijke verantwoordelijkheid. Retraites werden plekken van rust en bezinning. Een aantal redemptoristen was actief betrokken bij de pogingen om het geloof en de kerk in Nederland een nieuwe gestalte te geven (zoals Borgert, Duynstee, Manders, Blijlevens, Nelen en Weerkamp). Desondanks nam de betrokkenheid van de gelovigen bij de kerk sterk af. Vernieuwingen van het katholieke en religieuze leven na 1960 voorkwamen niet dat de congregatie in Nederland geleidelijk aan kleiner werd. De retraitehuizen werden één voor één gesloten en de pastorale werkzaamheden van de redemptoristen kregen een divers aanzien. In 2005 vond er een fusie plaats van de Nederlandse, de Belgische en de Duitse provincies tot één Nood-Europese provincie van de congregatie. Als vestigingsplaats werd gekozen voor Wittem.
II Geschiedenis van het archief
III Bijzonderheden t.a.v. het archief
IV Voorwaarden voor het gebruik van het archief

Kenmerken

Datering:
1836-heden
Oudste en jongste stuk:
1453/2020
Archiefvormer:
Redemptoristen
Omvang in meters:
241 m in depot en een aantal meters in het bibliotheekdepot en studiezaal
Auteur:
Mw. C. Buijsen; A. van Huijgevoort; R. Spaning; p. J. Vinkenburg cssr; H. van de Vorstenbosch; K. van Dooren; C.W. van den Berg; p. J. Konings cssr
Openbaarheid:
Toegankelijk na toestemming van de eigenaar. Kranten- en tijdschriftartikelen zijn openbaar
Opmerkingen:
Het archief is niet afgesloten