Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Archiefinventaris Dominicanen

AR-Z134 Archiefinventaris Zusters van de Gekruisigde Jezus

U kunt zoeken door:

 

  • De onderstaande Inventaris aan te klikken en via de + tekens verder open te klikken.
  • Een woord in te typen in het zoekveld. U vindt dan alleen resultaten als het woord letterlijk in de inventaris voorkomt.

De voorwaarden voor inzage van archiefstukken staan vermeld in de Inleiding.

 

 
 

Het Erfgoedcentrum beheert particuliere archieven. Voor het inzien van stukken heeft u vaak schriftelijk toestemming nodig van de archiefeigenaar. In de inleiding van elke archiefinventaris staat vermeld welke afspraken er voor dit archief gemaakt zijn. U kunt toestemming aanvragen door een mail te zenden naar: studiezaal@erfgoedkloosterleven.nl. De aanvraagprocedure vergt doorgaans één tot twee weken tijd.

 

In de inleiding vindt u ook informatie over de orde of congregatie die het archief heeft gevormd en de samenstelling van het archief. Wat is erin te vinden? Wat ontbreekt (nog)? Waar vindt u gegevens over personen?

 

De meeste archieven in het Erfgoedcentrum zijn nog niet afgesloten: er komen op gezette tijden aanvullingen binnen, die aan de inventarissen worden toegevoegd.

 

beacon
 
 
Inleiding
I Geschiedenis van de archiefvormer
AR-Z134 Archiefinventaris Zusters van de Gekruisigde Jezus
Inleiding
I
Geschiedenis van de archiefvormer
De Congregatie der Zusters van de Gekruisigde Jezus werd op 11 april 1930 gesticht in de crypte van de Basiliek van Montmartre te Parijs door de Frans-Poolse Suzanne Wrotnowska (1902-1983) en Maurice Gaucheron (1882-1951), kapelaan van de basiliek Sacré Coeur te Parijs. Zij onderhielden contacten met enkele meisjes die zich geroepen voelden tot een monastiek kloosterleven. Het kerkelijk recht liet het in die jaren niet toe om in te treden als men een handicap of zwakke gezondheid had en de regel van vasten en versterving niet integraal kon volgen. Kapelaan Gaucheron en Suzanne Wrotnowska vonden dat geen evangelische houding. Na overleg met kerkelijke overheden richtten zij een gezelschap op voor met name die groep vrouwen. De eerste algemene overste was stichteres Suzanne Wrotnowska, die de kloosternaam Marie des Douleurs aannam.
Suzanne Wrotnowska ging bij de vorming van de zusters uit van de Regel van Sint Benedictus, zodat de nieuwe stichting "met een instinctieve zekerheid gefundeerd is in de monastieke traditie". In 1933 mocht het gezelschap der zusters zich een Pia Unio noemen (religieus gezelschap conform Romeinse richtlijnen). In 1938 kwam vanuit Rome de voorlopige goedkeuring en op 22 april 1950 werd de congregatie bevorderd tot congregatie van pauselijk recht. In september 1984 werd de congregatie toegelaten tot de Benedictijnse Confederatie (OSB). Het generaal kapittel van de congregatie besloot anno 1995 om de naam "Zusters van de Gekruisigde Jezus" te wijzigen in "Benedictinessen van de Gekruisigde Jezus".
Het doel van de congregatie is "de verheerlijking van God en de heiliging van haar leden door de blijde aanvaarding van het lijden". De zusters leiden een eenvoudig monastiek leven dat gekenmerkt wordt door liturgisch gebed, meditatie, stilte en naastenliefde. Hun inspiratiebron is de liefde tot de Gekruisigde Jezus. De spiritualiteit is gericht op de beschouwing van het mysterie van het Kruis. Het devies van de zusters is "Amen. Allelujah". Het "Amen" staat voor de aanvaarding en het "Allelujah" voor de lofprijzing.
De Zusters van de Gekruisigde Jezus zijn slotzusters, maar zij kennen niet het pauselijk slot; hun kapellen zijn voor iedereen toegankelijk. Naar vermogen verrichten de zusters handenarbeid waarmee zij in hun onderhoud trachten te voorzien. De congregatie kent ook oblaten die zorgen voor het contact met de omgeving. Onderscheid werd gemaakt tussen reguliere oblaten (die geloften aflegden en een habijt droegen) en seculiere oblaten (die geen geloften hebben afgelegd maar een toewijding). Op het generaal kapittel van 1971 werd besloten om geen nieuwe reguliere oblaten meer aan te nemen.
De zusters van de congregatie gingen tot 1969 gekleed in een wit habijt en een zwarte sluier en zij droegen een koord met vier knopen. Drie knopen stonden voor de drie geloften (armoede, gehoorzaamheid en maagdelijkheid) en de vierde knoop voor de belofte om trouw te zijn aan de wil van God bij ziekte. Vanaf 1969 gingen zij een licht beige habijt met bruine sluier dragen. Het koord met vier knopen maakte plaats voor een ceintuur en het grote kruis van hun professie werd vervangen door een klein kruisje waarop in het Hebreeuws "Jezus" stond geschreven.
Al snel na de stichting waren er veel roepingen onder meisjes en vrouwen van allerlei nationaliteiten. Na de oprichting van de eerste priorij te Brou sur Chantereine nabij Parijs, volgde op 7 oktober 1936 een tweede stichting te Doornik in België. Door de Tweede Wereldoorlog waren de zusters genoodzaakt deze priorij te sluiten in 1940, maar in Frankrijk, Duitsland, Engeland, Nederland, Japan en de VS ontstaan nieuwe stichtingen.
Het noviciaat van de zusters werd in 1946 gevestigd in de priorij Ste Thérèse in Aubry-le-Pathou. Aan de eeuwige professie gaat een periode van vijf jaar vooraf (in vroegere tijden drie jaar). Tijdens die jaren hernieuwen de zusters vijf maal (in vroegere tijden drie maal) hun tijdelijke kloostergeloften.
Vanaf het midden van de jaren vijftig dacht men al aan het oprichten van een priorij in Nederland. Met hulp van de deken Edmond Beel (dekenaat Brunssum) kon dit na jaren van voorbereiding in 1962 gerealiseerd worden. Dankzij de twee dames Frijns kreeg de congregatie een herenhuis aan de Dorpsstraat te Brunssum tot hun beschikking. Een loterij én het actief werven van donateurs zorgden voor de eerste financiële middelen. Op 12 mei 1962 werd de priorij ingewijd door mgr. P.J.A. Moors, bisschop van Roermond. Het was de achtste stichting van de congregatie.
Het klooster te Brunssum bood plaats aan 22 zusters. Gestart werd met een zestal zusters (drie Nederlandse, twee Franse en één Belgische) en één postulante. De eerste priorin te Brunssum was Marie Hildegarde Timmermann (van 1962-1964). Het werk van de Brunssumse zusters omvatte activiteiten in de huishouding en de sacristie, het versieren van kaarsen, het schilderen van iconen, het geven van privé-lessen in Frans en Engels, stencilwerk en het ontvangen van gasten die voor bezinning in het klooster kwamen. Ook was er een klein weefatelier en een naaikamer. In de kapel werden o.a. doopplechtigheden, huwelijksmissen en meditatiediensten gehouden. Ook werd er voor bezoekers gebeden. Zij noteerden hun gebedsintenties in speciaal daarvoor bestemde schriften. De zusters verzorgden diverse publicaties waaronder "Vrienden van de zieken" (later genaamd "De Bron").
Tot 1979 heette de priorij St. Franciscus Priorij. Na ingrijpende verbouwingen werd in mei van dat jaar de priorij heropend en veranderde de naam in Priorij St. Benedictus.
Tijdens het generaal kapittel van 2001 te Frankrijk, werd aan de Nederlandse zusters gevraagd om naar Frankrijk terug te keren en om de priorij te Brunssum te sluiten. De laatste twee bewoonsters van de priorij vertrokken op 21 september 2002.
II Geschiedenis van het archief
III Bijzonderheden t.a.v. het archief
IV Voorwaarden voor het gebruik van het archief
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1962-2002
Oudste en jongste stuk:
1930, 2002
Archiefvormer:
Zusters vd Gekruisigde Jezus
Omvang in meters:
Auteur:
Huijgevoort, A. van
Openbaarheid:
Archief is toegankelijk in samenspraak met het Erfgoedcentrum
Organisatietrefwoorden: