26 voorwerpen
gesorteerd op:
weergave:
VW Voorwerpencollectie Nederlands kloosterleven

VW-P009-001 Toog, schoudermantels en scapulier
Toelichting:
Lang uitlopend zwart priesterkleed (1) aan de voorzijde voorzien van een rij knopen van de hals tot aan de voeten. In Nederland gedragen tot midden jaren zestig. De toog heeft lange manchetten, twee steekzakken die tevens toegang geven tot de binnenzijde van de toog en één binnenzak ter hoogte van de linkerborst aan de binnenzijde van de toog. Twee overwegend zwarte schoudermantels, ook wel mozetta of camail genoemd, met roze voering en knopen. Aan de achterzijde lopen de mantels aan de bovenzijde over in een kleine capuchon. Eén van deze mantels (2) is aan de randen voorzien van bont. De andere mantel (3) is voorzien van contrasterend roze stiksel langs de randen. Dergelijke zwart met roze schoudermantels werden door bisschoppen en kardinalen gedragen. Zwarte schoudermantel (4) voorzien van drie knopen en knoopsgaten en een haakje en oogje als sluiting. De mantel is in Nederland alleen in de beginperiode van de congregatie gedragen. Dit exemplaar werd gedragen door kanunnik J. v.d. Lubbe cssp in Guadeloupe. Blauwkleurig scapulier (5) bestaande uit twee lappen verbonden met twee linten. Op de lappen zijn twee afbeeldingen opgebracht, één van de H. Maria en één van het wapen van de congregatie (H. Hart, H. Geest en bloemornamenten). Dit professiescapulier werd bij de tijdelijke professie uitgereikt. Twee witte boorden, één met splitknoop en zwart befje (6) en één met haakje en oogje en blauw befje (7). Tijdens het noviciaat werd een boordje met zwart befje gedragen, na die periode een blauw befje
Datering:
voor 1965
Deelcollectie:
Congregatie van de H. Geest
Vervaardiger:
Maison de l'Union, Laurent Oliva (3)
Plaats vervaardiging:
Parijs (3)
Materiaal/techniek:
Deels gevoerde stof met plastic en metalen onderdelen (1); mantels van glanzend gevoerde stof met metalen knoopjes en een bondrand (2,3); stoffen mantel met plastic en metalen onderdelen (4); vilt en (bedrukte) stof (5); plastic rand met stoffen befje en metalen bevestiging (6,7)
Lengte in cm:
157,5 (1); 51 (2); 48 (3); 50,5 (4); 62,5 (5); 14,5 (6); 17 (7)
Breedte in cm:
47-149 (1); 18-95 (2-4); 13 (5)
Diameter in cm:
11,5-14 (6); 14 (7)
Organisatietrefwoorden:
Objecttrefwoorden:
laatste wijziging 15-02-2023
1 gedigitaliseerd
totaal 6 bestanden
VW Voorwerpencollectie Nederlands kloosterleven

VW-P027-024 Toog van de Missionarissen van het H. Hart voor in de missie
Toelichting:
Het kloosterkleed was voor de priesters een zwarte toog met priesterboord en om het middel een dubbel koord dat eindigde met een knoop aan de afhangende delen. De broeders droegen ook een zwarte toog, zonder priesterboord, en om het middel een zwarte band met afhangende einden. In de missie droeg men een witte toog zonder koord
Datering:
z.j.
Deelcollectie:
Missionarissen van het H. Hart
Materiaal/techniek:
Genaaid wit textiel met aan voorzijde knoopsluiting
Lengte in cm:
135
Breedte in cm:
40-110
Opmerkingen:
Deze toog is gedragen door broeder P. Kok msc in Merauke (Nieuw Guinea)
Documentatie:
Zie documentatiemap, no. 35
Organisatietrefwoorden:
Objecttrefwoorden:
laatste wijziging 15-02-2023
1 gedigitaliseerd
totaal 2 bestanden
VW Voorwerpencollectie Nederlands kloosterleven

VW-P027-023 Toog van de Missionarissen van het H. Hart
Toelichting:
Het kloosterkleed was voor de priesters een zwarte toog met priesterboord en om het middel een dubbel koord dat eindigde met een knoop aan de afhangende delen. De broeders droegen ook een zwarte toog, zonder priesterboord, en om het middel een zwarte band met afhangende einden. In de missie droeg men een witte toog
Datering:
voor ca. 1965
Deelcollectie:
Missionarissen van het H. Hart
Materiaal/techniek:
Zwart genaaid textiel met knopensluiting aan voorzijde, koord
Lengte in cm:
155 (toog)
Breedte in cm:
45-120 (toog)
Opmerkingen:
Deze toog met koord is gedragen door pater Jan Vonk msc
Documentatie:
Zie documentatiemap, no. 35
Organisatietrefwoorden:
Objecttrefwoorden:
laatste wijziging 15-02-2023
1 gedigitaliseerd
VW Voorwerpencollectie Nederlands kloosterleven

VW-B021-145 Toog Fraters van Utrecht
Toelichting:
Zwarte toog (1) die aan de voorzijde geheel opengemaakt kan worden middels knopen. Voorzien van twee steekzakken op heuphoogte, een opstaand kraagje aan de hals en grote omslagen aan de mouwen. De binnenzijde is tot de middel gevoerd en voorzien van een binnenzakje op de linkerborst. Over de kraag droegen de fraters een witte boord (2). Als schoeisel droegen de fraters in de beginjaren van de congregatie pantoffels met een leren riempje. Rond 1894 kwam de lage schoen in gebruik, deze moest zo eenvoudig mogelijk zijn en mocht vooral geen 'neus' hebben. Als hoofdbedekking gebruikten de fraters een halfhoge 'kachelpijp'. Rond 1930 kwam de slappe zwarte gleufhoed in gebruik. Vanaf oktober 1954 voldeed ook een zwarte baret, die gemakkelijker in de zak gestoken kon worden. Tot ca. 1950 droegen de fraters onder de toog een pofbroek en een onderhemd van baai. Ook droegen ze een zakhorloge. Begin 1954 werden deze dingen vervangen door een polshorloge, overhemd en lange broek. De cingel moest van dezelfde stof zijn als de toog. De rozenkrans werd in de zak bewaard en niet, zoals bij veel kloostergemeenschappen gewoon was, aan de cingel gedragen. Het kruis dat de fraters aan een zwart koordje om de nek droegen werd óf onder de singel gestoken óf in de binnenzak, in het zogenoemde 'H. Hartkappelletje'. Het kruis van fraters in Nederland was koperkleurig (3), het kruis voor de fraters in de missie zilverkleurig (4). Vanaf ca. 1958 mochten de fraters een zwart pak met wit boordje en een zwart overhemd dragen als ze dat wensten. Aan de vooravond van het vertrek naar de eerste missie van de Fraters te Malang (Indonesië) op 6 februari 1928 gaf aartsbisschop Henricus van de Wetering tijdens zijn bezoek aan dat witte kleding in de missie beter zou zijn. In de missie droegen de Fraters van Utrecht een witte toog (5) en witte cingel
Achtergronden:
De allereerste Fraters van Utrecht gingen in de leer bij de Fraters van Tilburg. Ook hun kleding was identiek aan die van de Fraters van Tilburg, met het verschil dat de cingel van de Fraters van Utrecht geen afhangende stroken had. Iedere frater had een zondagse toog en een doordeweekse toog. Zonder verlof van de overste mocht de zondagse toog niet doordeweeks gedragen worden. De togen werden niet gewassen. Tot oktober 1954 was de regel dat de fraters buitenshuis een hoed droegen als er in die plaats een vestiging van de fraters was. Waren de fraters buiten de gemeentegrens mocht de hoed af. Novicen droegen tot ca. 1940 dezelfde kleding als een geprofeste frater, met het verschil dat zij geen kruis hadden. Postulanten droegen tot de dag van hun inkleding hun eigen (burger)kleding
Deelcollectie:
Fraters van Utrecht
Vervaardiger:
Gebr. Uppenkamp (2)
Plaats vervaardiging:
Tilburg (2)
Materiaal/techniek:
Zwarte stof van wolmix met voering van gladde grijze stof en knoopjes van kunststof (1); wit kunststof met metalen haakje (2); koperkleurig metaal ingelegd met donkergekleurd hout en koperkleurig metalen corpus (3); zilverkleuring metaal ingelegd met donkergekleurd hout en zilverkleurig metalen corpus (4); wit katoen en met wit katoen overtrokken metalen knoopjes (5)
Lengte in cm:
ca. 163 (1); 13 (3-4); ca. 140 (5)
Breedte in cm:
7 (3-4)
Hoogte in cm:
3,5 (2)
Diameter in cm:
15 (2)
Documentatie:
"100 jarig bestaan van de Fraters van Utrecht, 1873-1973" (Utrecht, 1973), p. 27, 148, 160 en 315; Verslag van een bezoek aan de Fraters van Utrecht op 3 december 2021 door medewerkers van het ENK (documentatiemap voorwerpen)
Organisatietrefwoorden:
Objecttrefwoorden:
laatste wijziging 15-02-2023
1 gedigitaliseerd
totaal 3 bestanden