Zoeken in collecties

Gebruikt door de eerste zeven Ursulinen die in 1855 per boot naar Nederlands-Oost Indie reisden. Zij vertrokken op 19 september 1855 met koopvaardijschip 'Herman' vanuit Rotterdam en kwamen op 7 februari 1856 in Batavia aan. Op de bovenzijde van de koffer de tekst: "passagiers[....], de eerw. zusters ursulinen, halfweg amsterdam".

De koffer werd door de postulant in spé aangeschaft of door een familielid gemaakte. Alles van de uitzetlijst ging in de koffer die bij intrede meegenomen werd naar het klooster. Deze hutkoffer was van zr. M. Eleonora de Heer en is voorzien van haar naam en een lidnummer '293' met daarachter een kruisje. De in Duitsland ingetreden zusters hadden geen kruisje achter hun lidnummer op de hutkoffer, de in Nederland ingetreden zusters wel. Er konden zo dezelfde nummers worden gebruikt.

De redemptoristen gebruikten de kisten om het 'missieboekje' voor hun volksmissies naar deelnemende parochies te sturen. De volksmissies zijn een van de kenmerkende activiteiten van de redemptoristen in Nederland. Twee tot drie weken lang werd in een parochie een reeks diensten door een redemptorist verzorgd met als doel het geloof van de parochianen te versterken. Getuige de etiketten op de beide kisten werd het missieboekje o.a. vanuit het Sint Jozef-retraitehuis te Zenderen verspreid via de Nederlandse Spoorwegen. De boekjes uit de kisten werden aan de aanwezige gelovigen uitgedeeld en bevatten teksten, gezangen en gebeden voor de periode van de missie. Een kist met 16 vakken (1) gericht aan J. Jonckbloedt cssr te Delft en een kist met 10 vakken (2) gericht aan J.H. Donker cssr te Borculo.

Gebruikt als archiefkistje voor het Liduinahuis te Leiden van de Congregatie der Zusters van 'De Voorzienigheid'. Op de deksel een hengsel en de tekst: 'Beh. a/h gesticht De Voorzienigheid'. Aan de voorzijde van de deksel en de kist bevindt zich een klem en een oog (overvalsluiting) waarmee de kist door middel van een slotje afgesloten kan worden.